Leer improviseren. 2004-2005. Les 13: variaties in stridestijl.

De stridestijl komt erop neer dat afwisselend een lage bastoon en een akkoord (een octaaf hoger) wordt gespeeld. Tijdens de bastoon wordt, omdat de linkerhand te klein is voor het overspannen van twee octaven, het pedaal ingetrapt en direct na het akkoord losgelaten, zodat een hoempa effect ontstaat.
Klik om een voorbeeld te horen.

Omdat ik de stijl zo moeilijk vind speel ik hem altijd met dezelfde begintoonaard (G). Om variatie in begintoonaarden aan te brengen gebruik ik langzame nummers in een andere stijl. Bovendien neem ik de akkoorden die ik in de stridestijl tegenkom altijd maar in één bepaalde positie. Bijvoorbeeld, het akkoord G grijp ik altijd als d-g-b en D7 als d-f#-a-c. Op die manier heb ik een redelijke kans om de akkoorden, ook bij snel spel goed te treffen.

Omdat het zoveel oefening vergt om die stijl te leren beheersen, kan het idee ontstaan, dat je dan het eindpunt hebt bereikt en niet meer verder hoeft te zoeken, met het gevaar dat je spel, hoe 'goed' ook, na een aantal maten toch op een bepaalde manier eentonig kan worden. En dat, terwijl het juist zowel aangenamer als eenvoudiger is om variaties aan te brengen.

Variatie 1: Vervang het akkoord door een baslijntje. Je moet een dergelijk lijntje wel van te voren uitzoeken, maar het is doorgaans gemakkelijk te onthouden, mede doordat de precieze melodie ervan minder erop aankomt dan van de hoofdmelodie die in de rechterhand wordt gespeeld. Belangrijk is dat het veel minder inspannend is dan de hoempa beweging.
Klik om een voorbeeld te horen.

Variatie 2: Maak een break. Dat is nog veel gemakkelijker, want de linkerhand hoeft even helemaal niets meer te doen.
Klik om een voorbeeld te horen.

Variatie 3: Neem de bas in hetzelfde octaaf als het akkoord. Dat komt erop neer dat het akkoord gebroken wordt gespeeld. Door niet alle tonen even sterk te spelen, maar accenten te leggen verlevendigt het spel.
Klik om een voorbeeld te horen.

Variatie 4: Speel een bastoon iets te vroeg (syncopisch) met een nadrukkelijk accent en houd hem lang aan.
Klik om een voorbeeld te horen.

Variatie 5: Ook de rechterhand kan bijdragen aan variatie door de melodie van het lied niet letterlijk te spelen, maar alleen passende tonen aan te slaan op een manier waarbij de luisteraar de oorspronkelijke melodie in gedachte kan invullen. Ook dit is gemakkelijker dan de precieze melodie spelen en bovendien minder houterig omdat je bijzondere aandacht kunt schenken aan andere muzikale aspecten, zoals ritme en voordracht.
Klik om een voorbeeld te horen.

Variatie 6: De melodiefunctie kan van de rechterhand naar de linker worden overgedragen. De rechterhand doet dan melodisch alleen aanvullend werk, wat normaal de taak is van de linkerhand, terwijl de linkerhand even in de spotlights komt.
Klik om een voorbeeld te horen.

Variatie 7: Wandelende bas. Het baslijntje blijft lang doorlopen.
Klik om een voorbeeld te horen.

Variatie 8: De bas niet op de 1e en 3e tel geven en het akkoord op de 2e en 4e, maar net omgekeerd. Het is niet eenvoudig en de mensen denken dat je een fout maakt, maar ik vind het wel leuk. Tijdens het spelen kan een baslijntje benut worden om een dergelijke wisseling tot stand te brengen. Als het baslijntje uit een even aantal tonen bestaat (aangenomen dat er één toon per tel is) dan komt het akkoord dat erna komt vanzelf op een 1e of 3e tel van de maat uit.
Klik om een voorbeeld te horen.

Een wals die gespeeld wordt met de techniek van de stridestijl kan enige van bovenstaande variaties gebruiken. De swing van de wals door de derde tel iets uit te stellen moet je aanvoelen om hem zo te spelen dat hij prikkelt tot dansen.
Klik om een voorbeeld te horen.
HUISWERK: Besteed aandacht aan de stridestijl, afhankelijk van je vaardigheid en interesse.
Klik om een voorbeeld te horen.
Klik om akkoordenschema van het voorbeeld te zien.
<< Startpagina / Index van de cursus / Volgende pagina >